Reconstructie
Yerna Van Den Driessche
De aanleiding voor de debuutbundel Reconstructie tart alle verbeelding: Alice, de zus van de dichter, wordt in augustus 2007 dood aangetroffen in haar woning. Zonder gezicht. Naast haar zat de hond. Dit is niet het begin van de nieuwe Aspe of Deflo, dit is het voorwoord van een bundel die een kroniek van een aangekondigde dood in zich meedraagt. Yerna Van den Driessche publiceerde eerder al werk in o.a. Het Liegend Konijn en de Poëziekrant. Met deze bundel zet ze een ijzersterk debuut neer.
Het maken van een masker
In functie van de reconstructie van een gezicht
I benodigdheden
een stuk vinyl
een vijl
een vorm voor het gezicht
een kleine dosis zelfdestructie
een matige dosis sarcasme
een dosis optimisme
een grote dosis affectie
II werkwijze
je neemt een cuttermes
je legt de vorm van het gezicht
op een zuiver stuk vinyl
je snijdt een masker zonder gaten
heb ook voor het kleine detail
de tere ronding van de kaaklijn
het voorhoofd hoog en strak
de zachte kin half vrouw half meisje
je vijlt je draait het masker
met tussenpozen regelmatig
tot de rand spiegelglad
tot je vingers en handpalmen gevoelloos worden
pas dan leg je het masker op de plek
waar nog resten kleven van haar
en huid waarop je gisteren kotste
je zet een trap terug
bij gratie van afstand krijgt het masker
menselijke trekken
verdriet op maat gesneden draagt gemakkelijker
De laatste zin van het openingsgedicht vat de ganse bundel samen: slechts door het grote leed te benoemen en het zich met mondjesmaat eigen te maken, kan het ooit verteerd/verwerkt worden. Bij de benodigdheden krijgt de lezer de oppositie tussen materiaal en abstractie voorgeschoteld, bijna achteloos lees je erover. Ze snijdt het gezicht uit vinyl, hard, het had even goed zijde of satijn kunnen zijn. Neen, het nieuwe gelaat van haar zus moet bestand zijn tegen het leven, gehard door het verleden, onverwoestbaar in de toekomst. Het nieuwe levensmasker krijgt echter geen eerlijke kansen: vitale levensopeningen blijven achterwege. De mond zal zwijgen en nooit voedsel tot zich nemen, de oren nooit het gekwetter van de vogels of het geroddel der afgunst opvangen, de ogen nooit het grijze van de achterbuurt of de lach van een kind registreren. Met liefde wordt het masker tot een gelaat gevijld dat de realiteit van de dood moet doen vergeten. Handen worden dof van het verdriet dat je wezenloos aanstaart. Yerna neemt je mee, laat je over de schouder meekijken naar haar reconstructie. Steeds weer duik je op in het scheppingsproces en je wordt willens nillens deelachtig aan haar verdriet: verdriet op maat gesneden en met anderen gedeeld draagt gemakkelijker.
In tegenstelling tot het openingsgedicht worden de andere gedichten in de bundel ondergebracht onder vier lemmata: Vertekende beelden, Scharnier, Uitfaden en Afwerking.
In het tweede deel van de bundel keert de dichteres terug naar de uithoeken van haar geheugen en zoemt in op haar verleden. Dat het geen aangename herinnering is, bewijst het taalgebruik dat uit de versregels toewaait:
In onze straat waren de huizen / in zichzelf gekeerd, de rolluiken / gifgroen, voor tweederde naar beneden
(uit: Onze straat)
alleen op vrijdag rook het huis / naar Oostende, novembermist / en grijze vrolijkheid
(uit: Zeekruis)
(uit: Nepbeton)
en ten slotte
je rug, moeder, altijd gebogen / over gaten van sleet en kattenkwaad / maar nooit over sprookjes // die moesten we zelf verzinnen
(uit: Rug)
Soep
altijd morsten wij geluiden
met bolle wangen dreven wij de vetoogjes
over de rand, gluurden wij naar moeder
we hadden een pact, jij de balletjes
ik de letters, zo puzzelde ik
verminkte zinnen op de rand van het bord
en dat het stormde in mij
en dat ik haar wou zijn, Alice
in Wonderland, hebben ze nooit begrepen
voor een pratend konijn hadden ze geen oren
Bij het nalezen van het gedicht bleek dat ik Alice in Wondeland getypt had en stond verbaasd van deze lapsus die zo correct de leefwereld van de twee zussen samenvat. Het gedicht opent met het wellicht iets te voor de hand liggende woordspel van de hete soep, maar dan dat heerlijke morsen van geluiden, de synesthesie van de ondeugende zussen die golfjes over de soeprand bliezen en tegelijk in het oog hielden of moeder er iets van zei. De kinderlijke deelpassie: jij de balletjes, ik de letters. Dan kantelt het visuele tafereel de harde realiteit van de derde strofe binnen. In het gezin was er geen plaats voor dagdromen, fantasie is not done. Wie is Alice? Is ze zichzelf én het witte konijn? Of is ze alleen Alice? Of alleen het witte konijn? Yerna sleurt je mee naar de 19de eeuw, naar Lewis Carroll, zonder ooit de ouderlijke woonst te verlaten.
Het deel Uitfaden opent met een citaat van Simonne de Beauvoir. Waarom zou je willen leven als leven alleen maar was: niet sterven? Uitfaden, langzaam uit beeld verdwijnen, oplossen in een waas van zichzelf. Doorheen de gedichten groeit een steeds bredere afstand tussen de zussen.
maar het litteken nadien
de rode striem die ze liet zien
hoe fier ze daarop was
in een poging om te vliegen
zoals de duiven boven haar hoofd,
de breuk die niet genas
dat litteken en alle andere
hebben we nooit mogen zien
(uit: Houvast)
(…) ik maak mij klaar voor een eerste zondag/ zonder zus. In mijn rugzak stop ik / een speels wijsje uit haar blokfluit / en teddy met het loense oog / (…) alleen ik en teddy met het loense oog / horen zusjes schalkse lach
(06-08-2007)
alle lichten aan voor een laatste stilte
(ik weet niet meer wat ik die dag heb gedaan
mogelijks winterprei en nieuwe aardbeien geplant
Oost-Indische kers ontdaan van wildgroei
molshopen aangestampt, kruiden gewied)
misschien wou je ons, het leven straffen
om het te weinig waren we blind van het teveel
(zeker is dat ik de krant heb gelezen
onder de catalpa langdradig geluncht:
muntthee en volkorenbrood dik belegd
met magere kaas en citroenmelisse)
(…)
Ik moet me inhouden om niet uit elk gedicht te citeren, want dan is er geen reden meer om deze bundel te kopen.
Ooit vertelde ik tijdens een interview met een journalist van De Standaard naar aanleiding van Gedichtendag 2003 dat heel veel gedichten ontstaan uit een gemis, het herbeleven en verwerken van een (on)verwerkt verdriet. Dergelijke gedichten geraken echter zelden uit het keurslijf van de eigen omgeving. Slechts weinigen is het gegeven om een verdriet uit te werken tot een gedicht dat dit persoonlijke overstijgt. Bart Stouten omschreef het als volgt in zijn openingswoord tijdens de bundelvoorstelling: ‘De kracht van Yerna’s poëzie is vergelijkbaar met die in de poëzie van Miriam Van hee. Ze gebruikt haar beelden heel consequente, als volgt het ene beeld uit het andere om ons te voeren naar een punt waar het gedicht haar zwaartekracht vindt, het cruciale punt van waaruit betekenis verleend wordt. Er ontstaat telkens een soort sneeuwlawine-effect.’
Yerna Van den Driessche is er met haar debuut glansrijk ingeslaagd om een leven en dood onder woorden te brengen. Dat dit niet leidde tot drammerige verzen of hysterische herinneringsdrang, maar meer dan eens een glimlach op de lippen toverde, bewijst voor mij de absolute kracht van dit debuut. Bij herhaalde lectuur zal je telkens weer verrast worden door de vele vertellagen die de bundel in zich draagt. Slechts 29 gedichten, maar wel poëzie die borg staat voor vele uren leesplezier.
Recensent: Yves Joris
Reconstructie – Yerna Van Den Driessche
Uitgeverij P, Leuven, 2009
ISBN 978 90 79433 34 6 – € 15,00
Yerna,
Wat een prachtige recensie! Proficiat!
Groetjes,
Sylvie